Ziekenhuis(zorg) in Griekenland

Een bijdrage van Marion Teixeira, woonachtig op het eiland Patmos.

In juli 2013 brak ik mijn rug bij een motorongeluk toen we van het strand kwamen. Het werd de eerste keer dat ik iets met medische zorg in Griekenland te maken kreeg. En ik moet het toegeven, als ik iets doe, doe ik het goed.

Ongeluk

Meteen nadat ik op een laag muurtje naast de weg terecht was gekomen werd ik door een lief Duits echtpaar in hun auto gehesen en naar onze dokterspost alias eerste hulp ziekenhuisje gebracht. Daar aangekomen kon ik de auto niet meer uitkomen vanwege de pijn. Er leek dus iets mis. Een arts en een verpleegster kwamen naar buiten en met nog wat hulp werd ik op een brancard getild. De dokterspost ingedragen waar de eerste onderzoeken gebeurden. Ik kreeg een infuus met vocht. Het was er koud, ik lag precies onder de airconditioning. De pijn was verschrikkelijk, nooit geweten dat iets breken zo’n pijn kan doen. Maar ik had dan ook nog nooit iets gebroken. Tot dan toe dan. Via een snel aangebracht infuus kreeg ik wat pijnstilling, die niets hielp overigens.

Intussen was mijn partner gearriveerd op de motor, die had niets behalve de schrik. Het was in de namiddag dat ik de dokterspost in werd gereden en nu moest de radioloog komen. Ha, die ken ik wel. Die zit om deze tijd op het terras van het dorpspleintje. Vervelend voor hem. Terwijl we wachten werd er van alles gedaan. De gebruikelijke checks denk ik. Bloeddruk, prikken in mijn voeten en benen. Die voel ik gelukkig allemaal. Urine check. Ik begrijp dat ze bezorgd zijn over mijn nieren. Intussen heb ik een shock. Dat weet ik niet. Dat vertelt de dokter me. Ik tril en schud over mijn hele lijf. Dat duurt een paar uur. De dokter heet Eirini, mijn reddende Engel, ze blijft de hele tijd bij me, is kalm en rustig, precies de juiste persoon op de juiste plek. De verpleegster heet Vassiliki, ook al zo’n schatje. Ze spreekt geen woord Engels en mijn Grieks ben ik op slag vergeten. Ze kan ook niet prikken, mijn armen zien bont en blauw de volgende dag. En ze prikt ieder uur bloed! Maar ze is zo lief dat alles haar vergeven wordt, meteen.

Lange nacht

Als de radioloog van het terras komt met zijn vrolijke paardenstaart kunnen we beginnen. Wat een pijn. Linkerzijde, rechterzijde, plat op rug. Auw auw auw. Goed nieuws, er lijkt niets gebroken. Waar komt die intense pijn dan vandaan? Eirini vindt dat ik naar het ziekenhuis van Samos moet. Ik hoor Kos voorbij komen. Ach jee, dat wil ik niet hoor, het gaat vanzelf wel over. Ik moet in de dokterspost blijven die nacht. Dat snap ik wel, morgen kan ik vast naar huis zeg ik nog tegen Eirini. Ze kijkt me alleen maar aan en zegt niets.

Dan word ik naar een zaaltje gereden. Alles heel netjes, een schoon bed, alles is oud maar het is er wel netjes. Daar lig ik dan in mijn bikini en strandjurk te bibberen in een ziekenhuisbed. Eirini zit bij me. We praten. Ze is 24 uur van dienst. Achter elkaar. Ze is vanochtend om 8 uur begonnen en moet nu de hele nacht nog door. Ze is moe, ik zie het. Thuis heeft ze een baby van vier maanden. Ze geeft me nog wat pijnstilling en ik val warempel een beetje in slaap. Ieder uur komt Eirini bloed afnemen, we krijgen een band in de lange nacht. Ik voel dat ze me goed in de gaten houdt. Dat is veilig.

Blauw

De volgende ochtend om 8 uur is Vassiliki er weer. Sorry, sorry zegt ze als ze mijn blauwe armen ziet. Geeft niks zeg ik, want de pijn in mijn rug is intussen weer verontrustend erg. Ik zit nu in een rolstoel die rechtstreeks uit de derde wereld lijkt te komen. Zonder remmen. Pijnlijke zit. Ik krijg opnieuw alle onderzoeken. Nu ook een echo van de nieren. Poeh , doet pijn zeg, op die tafel klimmen. En eraf nog meer. Alles lijkt goed. Behalve dat ik niet lopen kan van de pijn. Dus ja, er zit niets anders op, ik moet naar Kos om een MRI te laten maken van mijn rug. Ik snap het zelf ook wel nu, dat het niet anders kan.

Op een klein eiland als het onze blijft niets geheim. Als mijn partner langs de groentekar van Yannis loopt vraagt die al hoe het met me gaat. En wordt hij overal op straat aangesproken. Hoe lief zijn de mensen hier. Buurvrouw Mata komt naar de dokterspost, ik krijg een mooie schelp van haar.

Kos

En dan een dag naar Kos, en hoe je van het paradijs in de hel kan belanden. Mijn partner haalt mijn kleren thuis op, ik wil er wel goed uitzien. Nieuwe broek aan, mooie oorbellen in, met een gebroken rug in een gammele rolstoel je haar nog stylen. Wie doet me dat na? En dan de ambulance in. Wel op een noodbrancard, zo’n aluminium ding uit twee helften.
AUW, echt met hoofdletters. Ik zie de wereld op zijn kop natuurlijk.

Aan het aantal bochten merk ik dat we aan de haven zijn. Daar wachten we op de Flying Dolphin die ons naar Kos gaat brengen. Mensen op de kade komen eens kijken wie er in de ambulance ligt. Ik ga maar eens half zitten, dat doet minder pijn en dan zie ik tenminste zelf ook wat. Onze oude buurvrouw die kamers verhuurt en een paar keer per dag op de kade bij de boten staat om mensen te ronselen komt vragen hoe het met ‘madam’ -mij dus- gaat. En dan komt de Flying Dolphin. Een waterspin. Een draagvleugelboot.

Machinekamer

Flying DolphinIk word naar binnen gedragen. Achterin. Naast de machinekamer. Joepie. In de stank, in de herrie. Ze leggen mijn brancard gewoon op de grond. Heel comfortabel met mijn rug! Het is niet anders, ik ben niet alleen, vlak naast me ligt nog iemand op de grond. Die is beter voorbereid, dat wel, ze ligt onder een deken. Ik kom er al snel achter waarom. Ze heeft ook een dokter bij zich dus moet het wel ernstig zijn. De kapitein komt eens kijken, hij geeft een aai over onze bolletjes. We vertrekken.

Partner eet een broodje zie ik. Hij kan niet zitten want de hele vloer van de machinekamer staat vol pakketten. Die worden op de diverse eilanden die we aandoen afgeleverd. We hebben pech, het is windkracht 7. Ik ga een tijdje goed. Het is ijskoud op mijn brancard op de vloer. De achterdeur naast me staat open. De wind loeit over me heen. Als er een hoge golf komt spat het zeewater mijn voeten nat. Ik ben veel te koud gekleed, ik heb alleen een omslag doek. Maar wat nog erger is dat ik, voor we het eerste eiland Lipsi bereiken voel dat ik misselijk word. Zeeziek. En niet zo’n beetje, liggend op de grond. Steunend kom ik overeind. Partner geeft me zijn broodzakje om in over te geven. De dokter die bij de patiënt naast me zit ziet het en tovert uit een plastiek zak vol balpennen en andere spullen een injectiespuit te voorschijn.

Ziekenhuis

Ik ben alle schaamte voorbij. Terwijl de mensen van de machinekamer over me heen stappen draai ik opzij, billen bloot. Het kan me niet eens schelen wat hij me toedient, als het maar helpt. En dat doet het. Na ongeveer 30 lange minuten zakt de misselijkheid. De draagvleugelboot danst over het water nu. Drie-en-een-half uur later zijn we op Kos. Er staat een ambulance klaar op de kade. We crossen door Kos-stad waar het ziekenhuis staat. Eerste indruk. Voor mij onderste boven dan. Somber, oud gebouw. Donker. Gangen met overal mensen. Drukte. We sjezen een kamertje in. Harde stemmen. Verkeerde kamer. Verder. Een gang in. Stop. Daar staan we dan. Niemand vertelt ons iets. Overal mensen. Veel soldaten.

Iedereen moet staan, er zijn geen stoelen. Ik lig dan nog tenminste, nog steeds op de noodbrancard. Ik moet wel nodig naar de wc. We zijn om 8 uur vertrokken, het is nu 1 uur. We ontdekken vlak naast de brancard een wc. Ik strompel maar van dat ding af. Voetje voor voetje naar iets wat de naam wc draagt. Het staat toch op de deur. Vies, niet te filmen zo vies, een deur die niet op slot kan. Als ik weer terug op de brancard zit komt er een heks met lang zwart haar uit een dichte deur. Ze ziet ons. “Lay down you”, snauwt ze me toe en als ik haar stomverbaasd aankijk en niet snel genoeg ga liggen nog eens. “You!!!!, lay down.” En of we een verzekeringskaart hebben? Vriendelijk mens, geen idee wie of wat ze is. Nou, die kaart hebben we bij ons hoor. Ze bekijkt hem. Keurt hem af. Het is toch een World Health Insurance Card. Maar blijkbaar ligt Kos-stad niet op die wereld. Hier is die niet geldig volgens de heks. “First pay” snauwt ze mijn lief toe. “First pay, then help.” Okay zeg, op dus naar de administratie. En dan naar buiten om een pinautomaat te zoeken. De heks wacht daar niet op.

Foto’s

Ineens word ik een kamer ingereden. Druk daar. Iedereen loopt door elkaar. Iedereen lijkt door elkaar te praten. Er worden röntgenfoto’s bekeken. De heks heeft hele lange gekleurde nagels zie ik. Zwart met witte stipjes. Hip hoor. Ze onderzoekt me. Zou zij de dokter zijn? Van zich voorstellen hebben ze hier nog nooit gehoord geloof ik. Ze pakt mijn rechterbeen, hup omhoog, ik gil het uit van de pijn. Of dit ‘hurt?’, vraagt ze. Auwwwwwwwwwwwwwww!!!!!! Dat maakt indruk blijkbaar want ze wil weer foto’s laten maken. Ik word nu naar de röntgenkamer gereden. Helaas zitten ze daar zonder personeel. Er is alleen een vrouw aanwezig. Tegen mij praat niemand. Ik word op een tafel gelegd en dan heeft ze blijkbaar een probleem want ze opent de deur naar de gang en uit de groep soldaten plukt ze er eentje die ze mee naar binnen sleept. Samen met de soldaat begint ze aan mijn kleren te trekken. Dat doet goed pijn. Wellicht is auw in het Grieks iets anders. Ze trekken zich er weinig van aan in ieder geval. De soldaat trekt mijn shirtje en bh uit. De bh eindigt bij mijn voeten waar die de rest van de dag blijft liggen, het shirtje hangt onder mijn kin. De soldaat krijgt instructies om het röntgenapparaat in te stellen. Dan verdwijnt hij. Natuurlijk mislukken de foto’s. Ze moet ze overmaken. Weer de pijnlijke platen onder mijn rug. En dan eindelijk naar de MRI.

De verpleger of brancard rondrijder, geen idee wat het is en de meneer van de MRI scan krijgen ruzie. Hij heeft me namelijk verkeerd om op de tafel gelegd. “Fefgies” schreeuwt de man van de scan tegen de ander. “Fefgies, Fefgies, Fefgies” (wegwezen). Dat versta ik nog wel, gelukkig heeft hij het niet tegen mij. Dertig minuten in de tunnel. Rustig blijven. Rustig ademen. Goed zo, zeg ik tegen mezelf. Ik mag eruit. Fijn. “Don’t worry love” zegt de man van de scan. “No big damage.” Goh, iemand die tegen me praat. Hallelujah. En daar komt een andere verpleger die nu met me door het ziekenhuis scheurt, bh nog steeds aan mijn voeten, shirtje half aan. We gaan de lift in. Vieze gangen door. Overal troep. Bladderende verf van de muren. Overal plastiek flessen, leeg. Mensen op kamers. En dan wordt ik warempel ook een zaal opgereden. En dat niet alleen , hij schuift me op een smerig bed. Grauwe lakens. Het stinkt. Vier bedden op een rijtje. Plastiek stoeltje ernaast. Daar vindt mijn lief me weer, die terug is van de pinautomaat en de hele tijd naar me gezocht heeft. Een ding is duidelijk voor mij. Ik blijf hier niet.

Vies

Niemand praat met ons. Niemand kijkt naar ons. Het is heet in de kamer. Links van me ligt een vrouw in een bed vol bloedvlekken. Rechts ligt een oude vrouw. Ze kreunt de hele tijd. Ik vind de kamer vies, de muren zijn misschien dertig jaar geleden groen geverfd. En overal weer troep en lege plastiek flessen. Niemand lijkt iets op te ruimen. Ik moet weer naar de wc. Er is een deur? Wc, douche wellicht? Partner neemt een kijkje. Daar wil je niet heen zegt hij. Maar ik moet. Voetje voor voetje naar de wc. Nee, inderdaad, ik geloof mijn ogen niet. Als je nog niet ziek zou zijn dan word je het hier wel. De stank is enorm, de wc vies, bruine vlekken, geen wc bril, geen papier, geen zeep, geen handdoek, gewoon helemaal niets. Buurvrouw links gaat weg. De bebloede lakens liggen er ‘s avonds nog. Lief gaat op onderzoek maar wordt niet veel wijzer Hij moet betalen, dat zeggen ze hem wel. Dus weer naar de administratie. Gesloten. Grapje zeker? Weer terug. En dan begint voor hem een eindeloze gang van hot naar her.

We mogen het ziekenhuis verlaten als we betaald hebben wordt hem verteld. Ja, maar de uitslag dan? We moeten wachten op de dokter. Maar eerst betalen. Wij willen de foto’s en de MRI scan hebben We moeten er immers voor betalen. Dan kan Eirini die zien. Maar daar doen ze niet aan in het ziekenhuis van Kos. Want ze hebben geen enveloppe, om alles in te doen. Echt waar, ze hebben geen enveloppe. Dus gaat mijn lief weer de stad in om een enveloppe te kopen en op de terugweg kan hij meteen betalen want de administratie is ineens open.

Veilige haven

Om 8 uur willen we kost wat kost bij de boot naar Patmos zijn. Het is inmiddels 5 uur. Ik heb de hele dag nog niets gegeten of gedronken. Partner vindt een automaat en haalt wat flesjes water voor ons. We spreken af dat we tot 6 uur op de dokter wachten en dan weg zijn. Dan nemen we maar een taxi naar de haven. Maar dan is ze er ineens, de heks met de uitslag van de MRI. De heks blijkt de orthopeed van het ziekenhuis te zijn. Met die nagels? Twee kleine breuken in de onderrug legt ze uit. Ze tekent zelfs waar. Kijk ze kan blijkbaar toch aardig zijn. Eerst maar eens 14 dagen plat op bed, zegt ze. In haar ziekenhuis. En daarna 6 weken in een korset. En hoeveel pijn ik ook heb, een ding weet ik zeker, ik blijf hier niet, ik ga naar huis, naar mijn eigen eiland, naar mijn eigen dokter Eirini. De heks maakt het niets uit, ze geeft wel instructies mee en regelt vervoer naar de boot. De MRI scan en foto’s krijgen we niet. Die zijn eigendom van het ziekenhuis. We zijn alleen maar blij dat we weg kunnen. Aan de breuken besteden we niet eens veel aandacht, we willen weg. Als we om half 8 gehaald worden door de ambulance zijn we dolgelukkig. De gekochte enveloppe blijft achter.

Door de straatjes van Kos stad naar de haven. Overal dronken jongelui op straat. Drie Zweedse meiden op de fiets met een fles wijn in de hand maken obscene gebaren naar de ambulance. Hopelijk eindigen ze niet in het ziekenhuis. En ja, dan zijn we aan de haven. Ik ben pas gerust als ik op de Blue Star ben. Lief gaat tickets kopen. We hebben nog een hindernis te gaan. Door het betalen van de hoge ziekenhuis rekening hebben we nog maar 70 euro over. Op de Blue Star moet je een cabine nemen als je op een brancard reist, dat kost geld wat we niet hebben. Maar een wonder gebeurt, de lieve mensen van de Blue Star geven ons een gratis cabine. Daar brengen de ambulance mensen mij naar toe. En dan mag ik eindelijk van de harde noodbrancard af en lig in een schoon en fris bed in onze luxe cabine. Wat een service.

Na drie en een half uur varen, heerlijk in het schone bedje zijn we terug op Patmos. Het is 12 uur in de nacht als we aankomen. We wachten tot we de geluiden op de gang horen. Daar is Yannis van de Patmos ambulance, hij heeft volgens mij een helper uit een café op het plein geplukt om mij te helpen dragen. Die ruikt zo sterk naar drank. Maar wat zijn ze aardig. Ze praten tegen me als ze me op de brancard leggen. “Siga siga siga” zegt Yannis steeds heel lief. Rustig, rustig, rustig maar. En dan de ambulance in, ik zie de lichtjes van de kade als we van de boot afrijden. Ik kan wel huilen van geluk. Thuis, waar ik hoor, ons eiland. Yannis zet zijn blauwe zwaailichten aan als we naar huis rijden. Vind hij waarschijnlijk erg interessant staan. Maar ik zie het als feestelijk. Vrolijk blauw licht vergezeld me tot aan huis.

Dank

Gedekte tafel in GriekenlandDank dr Eirini. Voor haar liefheid, de steun en haar lieve lach. Dank aan de mensen die me soms dagelijks bezochten en de dagen minder lang maakten toen ik veertien dagen plat op bed moest blijven liggen op mijn rug. Maar wel in mijn eigen bed. Dank aan alle Griekse buren die ons steeds weer lekkere hapjes en maaltijden brachten zodat we niet hoefden te koken. Dank aan mijn liefste die mij zo geduldig verzorgde. Ik kon niet eens mijn eigen kussen onder mijn hoofd verleggen. Dank je voor de vele schone bedjes, het zorgen. Dank ook dat je leerde spuiten van Eirini en mijn dagelijkse trombosespuitjes er met verve in jaste . Zonder jou had ik niet thuis kunnen liggen. En bovenal dank aan mijn Bescherm Engel. Zonder jou had het veel slechter kunnen aflopen.

Na de veertien dagen plat op bed heb ik zes weken een korset moeten dragen wat in de hitte van de griekse zon een soort harnas leek. Dank aan Alexandros die het juiste korset aanmat en steeds opnieuw even kwam kijken hoe het met mij ging. Zorg in Griekenland is kan ik rustig stellen net zo goed als die in Nederland. Je moet wel mee kunnen deinen op het andere ritme en een flinke dosis “niet verwachten dat het allemaal zo gaat als in het land waar je vandaan komt.” Je moet ondanks pijn en ellende kunnen blijven lachen als je kan en toch proberen de touwtjes zoveel mogelijk in eigen handen houden. Ik denk dat we met de heks als arts gewoon een beetje pech hadden op dat moment.

Mijn tips:

  • Zorg altijd voor een goede reisverzekering.
  • Bel meteen Eurocross als je een arts nodig hebt, dikwijls kom je dan in een particulier ziekenhuis terecht en niet in een staatsziekenhuis zoals ik toen.
  • Neem iemand mee als je die hebt die voor je zorgen kan in de tijd dat je in het ziekenhuis moet liggen.
  • Als je een beetje Grieks spreekt is dat handig maar niet noodzakelijk, de meeste artsen spreken een beetje Engels

O ja, voor wie het zich afvraagt: het is nu 2019, mijn rug is volledig genezen, ik heb er nooit meer last van gehad.

 

Marion Teixeira

Na vele rondreizen door Griekenland raakte Marion verliefd op het eiland Patmos, waar ze lange tijd heeft gewoond op een berg dichtbij de zee. Het unieke karakter en de mysterieuze sfeer van het eiland gaf de doorslag. Zonder televisie en stress van buitenaf. Haar kijk op het Griekse leven deelt ze ditmaal vanaf Lesbos in haar gastblogs.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *