Spoorzoeken in de trein naar Athene
Een bijdrage van Selly van Tuinen, woonachtig in Griekenland.
Af en toe reis ik met de trein naar een vriendin in Athene. Het liefst eerste klas, want dat staat garant voor rust en privacy. Je betaalt niet zo heel veel extra en toch geniet je van zoveel meer. Extra beenruimte, een privécoupé welke afsluitbaar is en met maximaal 4 mensen is het prima vertoeven. Helaas is het vinden van de eersteklascoupé niet de makkelijkste manier in een Griekse trein. Dus als je pech hebt sjouw je je hele hebben en houden mee naar de verkeerde kant. Zo ook deze ene keer.
Tickets
De ene wagon na de andere afzoeken en uiteindelijk stoelnummer 64, 65, en 66 vinden. Zoon Max dook als eerste naar binnen, gevolgd door zijn oma. “Mam! Of je de tickets even wil laten zien!” hoorde ik vanuit de coupé. Huh, wat? Ik schuifelde tussen de koffers, handtassen en koeltas door vanuit het smalle gangetje de kleine coupé in. Daar zag ik een wat dikkere meneer -met een vette zijscheiding en een klein brilletje- zwetend in een hoekje zitten. Hij hield zijn hand al op. “Can I see your tickets, please?” zei hij met een bijzonder strakke uitdrukking. Hij had zijn witte spillebenen gestoken in een korte beige broek die kennelijk met bretels op zijn plek gehouden moest worden. Zijn dikke buik puilde tussen deze elastische slierten door over zijn laptop heen, welke hij op zijn schoot had opengeklapt. Niet noemenswaardig dit detail, maar het deed me direct aan een Oostenrijkse dijenkletser denken. Het hoedje met de veer ontbrak.
“Excuse me, do you work here?” was mijn gevatte antwoord. “No, but I had this situation before, so I would like to check your tickets” antwoordde hij nors. “No problem, can I see yours?” en terwijl ik mijn tas doorzocht naar de papieren bekroop me een naar gevoel. Alsof ik me moest identificeren tegenover een dijenkletser. Een onnodige vraag want hij had zijn mobiel al in de lucht geheven en stak het als een ID voor zich uit. Trots en vol zelfvertrouwen. Wij wisselden onze tickets uit waarop de nep-Oostenrijker mij wees op MIJN fout. HIJ zat goed en ik moest in de 1e klas zijn. “Oh, this isn’t first class?” kirde ik. De drang om het nog even hardop uit te spreken kon ik niet onderdrukken. “Looked pretty small to me anyway…” lachend draaide ik me om en gebood oma en kind terug te lopen met onze bagage. “Close the door! Close the door!” Inmiddels was ‘meneer jodel’ al opgestaan, stond aan de coupédeur te trekken en duwde mij brutaal de gang in. “And thank you for apologizing…” siste hij voordat hij de deur sloot. “Wow! Are you always this friendly?” vroeg ik hem nog, maar de gordijntjes van de coupé werden voor mijn neus dichtgetrokken.
Gangen-menu
Stel je voor. De gangen naast de coupés zijn wellicht een halve meter breed, dus echt comfortabel was het niet wanneer er tegenliggers aankwamen. En die kwamen er. Een groep zigeuners sjokte in de tegenovergestelde richting onze kant op, bepakt en bezakt met tassen en kleine, huilende kinderen. Het voorste jongetje liet zijn ticket aan mijn Max zien en haalde zijn schouders op, ze konden hun coupé niet vinden. Grinnikend wees ik ze richting de coupé van ‘onze vriend’ en wij zetten onze zoektocht voort.
Eenmaal geïnstalleerd in de juiste wagon, met de frappé in onze handen en een home-made broodje kaas (we blijven Hollands) genoten we van de reis. Het was een ruim 9 uur durende tocht dwars door het vaste land van Griekenland. We waren dus voorbereid met onze overvolle koeltas. Achteraf gezien niet nodig, want een keurige restauratiewagon was aangekoppeld en elk uur werd er een soort menukaart voorgelezen door de speakers. “Wat zeggen ze?” Vroeg mijn moeder elke keer nadat het verhaal was opgedreund. En elke keer opnieuw dreunde ik de Nederlandse versie voor haar op.
Wiegen
Halverwege de rit van de boemel minderde de trein vaart en stopten we op het station Peristasi. Na 15 minuten wachten werd er door de speakers gebrabbeld dat er een engineer zou komen. Max stond op en zei, ik ga even een luchtje scheppen en sprong de wagon uit. Na 5 minuten wachten begon de trein weer te rijden, ik kreeg spontaan een hartverzakking want kindlief was nog niet teruggekomen. Sterker nog, ik zag hem op het perron vrolijk zwaaien, terwijl de trein wegreed. Met een ruk sprong ik op uit mijn stoel, maar de trein stopte alweer en reed weer diezelfde afstand terug.
Zo bleven we 30 minuten heen en weer wiegen als een reusachtige metalen baby. Na een half uur ‘wiegen’ en ruim anderhalf uur stilstaan hoorden we dezelfde melding over de speakers betreffende een engineer. Iedereen werd op datzelfde moment vriendelijk verzocht de trein in te stappen. Tot mijn verbazing hervatten we onze reis. Niet bij stilstaan dacht ik nog, dat hadden we lang genoeg gedaan, dit is nu eenmaal de Griekse cultuur.
Eindstation
De trein kroop hoger en hoger en aan het einde van de dag zagen we in de verte het Olympus gebergte en trokken we door de overbekende bergpas de Thermopylen. Het enorme gebergte waar koning Leonidas I van Sparta met zijn leger werd omsingeld door de Perzen in 480 vC. Even voor Athene stapten we op het station Oinoi eruit.
De trein zette zijn reis voort en wanneer de laatste wagon voor ons langs zoefden zagen we aan de overkant het idyllische stationnetje. En uiteraard mijn vriendin, breeduit zwaaiend en roepend. “Hoe moeten we daar komen?” vroeg mijn moeder, 74 jaar oud en 100% Nederlands. Ze had haar handtas stevig onder haar arm geklemd en stond een beetje verloren om zich heen te kijken, op zoek naar een eventueel tunneltje. “Gewoon, over de rails, mam!” antwoordde ik, terwijl ik manoeuvrerend met grote stappen tussen de balken en de stenen de overkant bereikte.
Déjà vu
Na een uitgebreide begroeting, stapten we met z’n allen in de auto en besloten eerst de inwendige mens tevreden te stellen. We vestigden ons in de plaatselijke taverne van Dilesi. De zon was inmiddels onder en de maan weerkaatste op de zee. Wat een prachtig uitzicht hadden we. De golven waren gaan liggen en het strand zag eruit als een reclamefolder van een reisgids. De bekende ouzo en gyros kwamen op tafel en we ratelden aan een stuk door alsof Skype en Whatsapp niet bestonden.
Na een half uurtje, toen de gyros op was en de fles ouzo halfleeg, leunde ik achterover in mijn stoeltje en keek de taverne rond. Achterin een hoekje zat een dikke meneer, met een vette zijscheiding en een klein brilletje, nog steeds zwetend en nog steeds nors. Hij oogde onze kant op en ik zag een zweem van herkenning over zijn gezicht glijden. Geen blije herkenning, meer in de trant van: och nee, niet alweer! Ik vroeg me bij mezelf af of ik zou opstaan om hem naar zijn plaatsbewijs te vragen, maar ik was in een te goede bui. Ik pakte mijn glas op en hief hem in de lucht. Mijn vriendin, moeder en Max deden hetzelfde en terwijl we onze glazen lieten klinken, riepen ze zo hard ze konden: “Jamas!” Opnieuw oogde ik naar de norse man, hij keek verbaasd op van zijn laptop. “Jamas, mensen!” zei ik uiteindelijk, terwijl ik naar hem knipoogde. “Op het goede en vrolijke leven in Griekenland”.
Over de auteur
Selly van Tuinen woont met haar zoon en Griekse man in een heus Grieks paradijsje. Ze schrijft met passie korte verhalen over haar leven in Griekenland. Met zelfspot en haar nuchtere kijk wandelt ze door het Griekse leven. Haar verhalen, vaak met een knipoog, publiceert ze regelmatig in digitale vorm op haar eigen blog waaiendewoorden.blogspot.nl.